Blog – Voeding
Wat is de ziekte van Graves?
Enkele jaren geleden werd bij mij de ziekte van Graves vastgesteld. Ik voelde mij al een tijd niet goed. Ik was aan het trainen voor een loopje van 18 km en het ging helemaal niet. Daar waar ik eerder lekker in de middenmoot liep, liep ik steeds meer achteraan in het trainingsgroepje. Het koste mij zoveel moeite dat ik mij afvroeg of ik nog wel moest blijven hardlopen, ik had er geen plezier meer in. Ik was moe, had een hoge hartslag en als ik rustig op de bank zat of ’s avond in bed lag had ik hartkloppingen alsof ik de marathon aan het lopen was. Uiteindelijk heb het loopje toch gelopen maar heb ik wel duizend keer gedacht om op te geven. Eenmaal over de finish voelde ik mij zo ellendig dat ik niet eens blij was.
De volgende dag heb ik gelijk een afspraak bij de dokter gemaakt. Ik gaf aan dat er iets met mij was maar ik wist niet wat. Zij stelde voor om een bloedtest te doen. Gelukkig had ze mij daarbij ook op schildklier laten testen [het gebeurt vaak dat huisartsen dat niet doen]. Toen bleek dat mijn schildklier veel te snel werkte. Door de ziekte van Graves, een auto-immuunziekte, maakte mijn lichaam antistoffen aan tegen mijn lichaamseigen cellen, in mijn geval tegen de TSH-receptor op de schildkliercellen. Deze antistoffen zetten de schildklier aan om meer schildklierhormoon te maken.
Dit verklaarde mijn hoge hartslag, mijn gewichtsverlies [waarvan ik dacht dat het door het hardlopen kwam] en dat ik het vaak heel warm had [terwijl ik echt een koukleum ben]. Ook was ik heel onrustig en nerveus.
Ik ben doorverwezen naar het ziekenhuis en na onderzoek kreeg ik gelijk strumazol, thyrax [de ‘knoppen’ om aan de schildklier te draaien] en bètablokkers voor het verlagen van de hartslag voorgeschreven. Van het laatste werd ik misselijk, heel moe en kon ik heel slecht slapen. Gelukkig kon ik daarmee na een paar weken stoppen.
De eerste fase van de behandeling is erop gericht om zo snel mogelijk de bloedwaarden [TSH] weer stabiel te krijgen en de klachten weg te nemen. De tweede fase is erop gericht om zo fijn mogelijk te worden ingesteld. Dat is voor iedereen verschillend. Het lastige is dat een verandering in de medicatie pas na 6-8 weken zichtbaar/voelbaar is. Daardoor kan het lang duren voordat je helemaal goed bent ingesteld.
Na een half jaar ben ik op advies van de internist gestopt met de medicatie om te kijken of mijn schildklier het zelf weer kon zonder dat de ziekte weer terugkwam. Helaas kwam het weer terug [kans van 40-50%] en ben ik weer aan de medicatie gegaan. Ook na de tweede keer kwam het weer terug en heb ik een behandeling gekregen met radioactief jodium. Dat had zoveel effect dat mijn schildklier helemaal stil kwam te liggen. En nu heb ik een te traag werkende schildklier en zal ik rest van mijn leven medicatie moeten slikken.
Met mijn kennis van nu had ik dat niet gedaan. Ik denk dat er langer onderzocht had moeten worden wat de oorzaak is geweest van de verstoring. Misschien is het wel bijnieruitputting geweest en zijn nu alleen de symptomen aangepakt en niet de oorzaak. Misschien was het wel op te lossen met mijn huidige leefstijl? Nu doe ik mijn best om in ieder geval zo te leven dat ik met zo min mogelijk medicatie kan en zo weinig mogelijk klachten heb.
Misschien herken je een van deze volgende klachten: snelle en/of onregelmatige hartslag, plotseling gewichtsverlies, toenemen van eetlust, angstig, zweten, gevoelig voor warmte, vermoeidheid, gejaagdheid, spierzwakte, moeite met slapen, broos haar, trillende handen. Ga dan gelijk naar je huisarts en laat je testen op je schildklierstimulerend hormoon [TSH], op het schildklierhormoon [fT4] en op de antistoffen TPO, Tg en TSI.
Heb je ook problemen met de schildklier, lukt het je niet om goed ingesteld te raken of zijn je waardes goed maar heb je nog steeds klachten, neem dan contact met mij op.
Gerelateerde Blogs
– bewijs dat gezonde voeding óók lekker en eenvoudig kan zijn –